woensdag 24 augustus 2016

Helen Roseveare -- 25 augustus 1964

• De Engelse Helen Roseveare (1925) was van 1953-1973 als arts en missionaris werkzaam in het zeer onrustige Congo. Haar dagboek over een zeer roerige periode in 1964 is gepubliceerd als Dokter onder rebellen (vertaling T.B. van Houten).

Kruitdamp
Dinsdag 25 augustus. Om halfvijf vanmiddag kwam de Griek uit Maika weer met zijn vrouw. Het leek mij toe dat het haast tijd was voor de bevalling, en ik zei dat zij 's avonds moest terugkomen met haar spullen. Alles scheen nu tegelijk te beginnen! Wagens reden voorbij — soldaten — "jeunesse" — rumoer, 7.50 uur. Ik had een bad genomen. Er hield een vrachtwagen stil, geschreeuw en drukte. Ik hoorde Susan met hen praten. Zij kwamen bij onze voordeur. Elaine sprak bij een klein lichtje met hen door een gesloten venster — tot hun spijt. Ik haastte mij naar haar toe. Op de veranda stonden twee mannen; de één was een jongen van een jaar of zestien, de ander was gekleed in de woeste dracht van tegenwoordig en droeg een speer; de jongste noemde hem "chef". Zij hadden het wat over mijn auto en zo, en eisten dat onze chauffeur hen naar Paulis zou brengen. Ik hield vol dat er geen benzine was en de motor het niet redden zou, en dat ik in elk geval zelf de chauffeur was. Ineens een geweerschot, vlak bij huis.
Ik sprong naar buiten, en vroeg wie dorst te schieten bij Gods huis, onder Gods mensen. Mijn bloed kookte, zo woedend was ik (ik kan slechts hopen en bidden dat het gerechtvaardigde verontwaardiging was). Ik zag mensen ronddraven bij het huis van mijn kok, waar vijf kinderen. zijn. Ik rende naar hen toe met de vraag, wat er gaande was. Een aanmatigende, domme jongen uit de buurt, als soldaat gekleed, kwam met een nog dampend geweer uit. Aunzo's huis, waar hij het meisje had gezocht op wie hij had geschoten. God moge mij vergeven — ik brieste van boosheid en onderdrukte razernij —, en vroeg hun wat zij zich verbeeldden met mijn familie (Gods familie) in beroering te brengen. Eindelijk gingen zij weg — het leek wel uren' geduurd te hebben. Daarop hoorden wij het verhaal, en wij schreiden. De soldaat had Susan (onze jonge hoofdverpleegster, mijn lieve vriendin) lastig gevallen;, hij dwong haar zich uit te kleden en wilde haar aanranden, maar zij vluchtte naakt door het huis van. Aunzo, de achterdeur uit, over de palissade, door de tuinen, om met grote schrammen en kneuzingen, diep geschokt en ontzet een woning in het dorp binnen te kruipen om bescherming en kleding. De negenjarige Samuel was ook op de vlucht geslagen: Uit zijn slaap gewekt door het geweerschot, zag hij Susan door het huis vliegen, en dodelijk verschrikt vloog hij haar achterna. Na een poos waren allen weer terecht, gekalmeerd en verzorgd.
Een uur later kwam de Griek terug, met zijn vrouw Katerina en de bovengenoemde "chef". "Zij" hadden hen op de weg onder bedreiging tot stilstaan gedwongen en eisten de wagen op. Zodra de Grieken met hun bagage uitgestapt waren, draaide de wagen en moest de chauffeur deze man en anderen naar Ibambi brengen. Daar klopten zij aan bij Soli; zij verlangden luidruchtig en. grof de autosleutels enz. — tot zij ten slotte Soli's vrachtwagen en chauffeur Elisa te hunner beschikking kregen voor de reis naar Paulis. (Elisa is nog niet terug — het duurt nu al twee dagen — wij zitten erg over hem in).

Geen opmerkingen:

Een reactie posten