donderdag 11 juli 2013

Emile Roemer e.a. -- 11 juli 2011

Woensdag 11 mei
Het regent pijpenstelen in Nairobi als we om zes uur in de ochtend naar het vliegveld rijden. Regen is heel belangrijk hier voor een goede oogst. Tot nu toe valt het regenseizoen tegen dus de regen is hier meer dan welkom. Met een vliegtuig van de WFP, de VN-voedselorganisatie, vliegen we naar Dadaab, het grote vluchtelingenkamp vlakbij de Somalische grens. Dadaab was bedoeld voor maximaal een kleine honderdduizend vluchtelingen, maar volgens de laatste tellingen zijn het er nu bijna 350.000. De reden daarvoor is de uitzichtloze burgeroorlog in buurland Somalie die dit jaar precies twintig jaar geleden begonnen is.

Na aankomst in Dadaab bezoeken we eerst het registratiecentrum voor nieuwe vluchtelingen uit Somalie. Vluchtelingen krijgen na registratie een kaart waarmee ze recht op voedselrantsoen hebben. Duizenden arriveren er nu iedere maand waardoor Dabaab het grootste vluchtelingenkamp ter wereld is geworden. Het is rustig vandaag. De bewakers hebben de nieuwe vluchtelingen weggestuurd omdat de meeste computers van de Keniaanse autoriteiten voor de registratie vandaag stuk zijn, van het zand en het stof. Dadaab bestaat uit meerdere aparte kampen waarvan we er twee bezoeken. In het Ifo kamp bezoeken we een school. Veel klassen moeten noodgedwongen door ruimtegebrek in de stofstormen en de hitte buiten les krijgen.

Onze lunch is op de ‘compound’; een ommuurd terrein waar al het personeel van de VN-vluchtelingenorganisatie (UNHCR) en de andere hulporganisaties wonen in simpele behuizingen. Het is indrukwekkend wat mensen als de Duitse Bettina met weinig middelen en hard werken in complete afzondering van de rest van de wereld allemaal voor elkaar krijgen. Maar als we na de lunch in het andere kamp met recent gearriveerde vluchtelingen spreken en zien hoe ze gedwongen zijn te leven dan moet je helaas ook constateren dat het niet genoeg is. Onvoldoende voedsel, onvoldoende onderwijs voor de kinderen en vooral onvoldoende behuizing. Alhoewel ‘behuizing’ een woord is dat hier eigenlijk niet past. Het is bijna niet te beschrijven in wat voor piepkleine hutjes van takken, bedekt met wat plastic afval, mensen moeten wonen.

Het verschil met de sloppenwijk Kibera in Nairobi is vooral de complete uitzichtloosheid. De derde generatie vluchtelingen is hier in het kamp geboren, net als hun moeders. Maar van Kenia mogen ze niet werken of het kamp uit. Dat is uiteindelijk onhoudbaar. Ook de SP is voor regionale opvang van vluchtelingen. Maar zou meer hulp voor de UNHCR dan niet op zijn plaats zijn voor een menswaardige opvang? De regen in Nairobi is intussen gestopt. Maar hoe lang blijft de wereld het bestaan van plaatsen als Dadaab accepteren?


Van 8 t/m 15 mei 2011 brachten Emile Roemer, kamerlid Ewout Irrgang, hoogleraar en Eerste-Kamerlid Eric Smaling en SP-fractiemedewerker Riekje Camara een bezoek aan Kenia. Gedurende deze week hielden ze een dagboek bij.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten