maandag 29 oktober 2012

Monique van de Ven -- 30 oktober 1982

Zaterdag
Min of meer een vrije zaterdag. Lekker slapend, rinkelt jammer genoeg om zes uur de telefoon. Voor hem is het tien uur 's avonds, en er valt heel wat bij te praten, maar voor mij, in het donker van de ochtend, moeilijk te volgen. Maak, na toch nog wat geslapen te hebben, thee, een eitje, luister met een krant naar vioolconcert. Telefoneer in Chinees (d.i. ochtendjas), zet bloemen in juiste vazen, loop met gele gieter rond, en voel me thuis, ver van huis. Ruik het badschuim en zet mijzelf in een overvol bad.
Maak me op bij Shireen S. Gaan zo dadelijk bij Kalkhoven scène filmen die zij nodig heeft voor een toneelstuk dat ze regisseert. Impulsief vorige week toegezegd, en toch leuk ... 's Avonds namen gezocht voor aanstaande baby van schoonzusje Marijke, bizarre bezigheid. Het is wéér laat ...


Monique van de Ven (1952) is een Nederlandse actrice. In 1982 hield ze voor NRC Handelsblad een 'Hollands Dagboek' bij.

zondag 28 oktober 2012

August Willemsen -- 29 oktober 1957

Dinsdag 29 oktober
Vannacht gedroomd van Léautaud. Hij zat tegenover me, en zag eruit als op het fotootje aan mijn boekenkast, misschien iets jonger. Rechts van mij zat Jaap, maar die nam niet aan het gesprek deel. Léautaud liet me een stukje manuscript zien van Le petit ami. Daarop liet ik hem een bladzij uit mijn dagboek zien, en ik zei: "Ces deux écritures, la tienne et la mienne, il y a une certaine ressemblance." Ondanks het feit dat ik hem tutoyeerde, en ondanks de wat kromme syntaxis, ging Léautaud er volkomen ernstig op in.
"En effet, en effet."
Hierna kwam hij over naar ons, maar ging aan de andere kant van Jaap zitten. Vóór Jaap langs, alsof die er niet was, zetten we het gesprek voort. Op zeker moment, tijdens een korte stilte, merkte ik dat Léautaud naar me zat te kijken. Hij zei: "Je bent misschien pas vijfentwintig jaar."
"Eenentwintig," antwoordde ik.
"Eenentwintig," herhaalde hij, "eenentwintig..." en schudde zijn hoofd.
Ik herinner me dat zijn handschrift inderdaad op het mijne leek, alleen was het iets wijder. In de droom dan. In werkelijkheid lijkt het er helemaal niet op.
Het concert van Seefried. Freddie zat naast me. De aanraking van haar elleboog met de mijne, op de gemeenschappelijke armsteun, verhevigde de ontroering die uitging van de muziek. Ik hou van haar. Nog steeds onuitgesproken. Ik zei trouwens helemaal niets, bang dat mijn stem mij zou verraden.
Na het concert naar restaurant 't Hof. Ze zei iets gemerkt te hebben van "concentratie op mezelf", of zoiets. Daarmee zal ze mijn stilzwijgen hebben bedeeld. Ik praatte nu, van de zenuwen, heel druk, maar dacht daarbij minder aan wat ik zei dan aan wat ik vooral niet moest zeggen.


August Willemsen (1936-2007) was een Nederlandse vertaler en schrijver. Dagboeknotities van hem zijn verschenen in Vrienden, vreemden, vrouwen.

zaterdag 27 oktober 2012

Daniël Robberechts -- 27 oktober 1965

W 2710
Een verkenning van Christiane herzien en bijgewerkt. Pijnlijk te moeten aanvoelen hoe graag en dringend ik hard zou gaan werken, terwijl het me voor het einde van dit jaar niet mogelijk zal zijn. Zowat als de vrouw die kort voor Cee beviel: ze liep van de lift naar de kraamkamer met een hand tussen haar benen, om het kind te houden. □ Cee brengt een stuk v.d. namiddag in Ronse door bij de collega van Kemp, komt terug met o.a. een tekst van R. Brulez over mij (in Vooruit verschenen n.a.v. Dirk Martens) met buiten de bekende refreinen franstaligheid, rijke verbeelding, verbazende intelligentie, verrassende eruditie het volgende: Het toeval wilde dat, voor zijn scholing in onze taal (alsof het Ndl. me als 2e taal werd aangeleerd) hij in aanraking zou komen met een leraar, die zelve romancier, bij zijn leerling niet alken belangstelling maar ware geestdrift voor de Ndl literatuur wist te wekken. En wat heeft dat overigens met mijn werk te maken. Zou graag vernemen wat Boontje van De labiele stilte denkt.


Daniël Robberechts (1937-1992) was een Belgische schrijver. Hij publiceerde twee bundels met dagboekaantekeningen, waaronder Dagboek '64-'65.

vrijdag 26 oktober 2012

Thomas Mann -- 26 oktober 1918

Zaterdag 26 oktober 1918 [München]
Brief van de arme kleine scherpzinnige Klaus P. aan Katja, waarin wij duizend mark lichter gemaakt worden. Overigens wordt eruit duidelijk dat Jakobsohn in Die Weltbühne met respect over de Betrachtungen heeft geschreven. - Vicco stuurde sigaren en sigaretten voor woekerprijzen. - Corrigeerde aan het afschrift en correspondeerde. De kinderen hebben griep-vakantie en storen mij. Het regent. - In Meresjkovski's boek wat zitten lezen: over Tolstojs dagboeken, over Toergenjev. Het laatste voortreffelijk in zijn psychologische realisme, dat ook voor het lachwekkende en afstotelijke niet terugschrikt. - Het wordt tijd dat ik weer aan het werk kom. Ik wil eerst het hexametergedicht 'An mein jüngstes Kind' doen, om met hét oog op de onzekere en op wachten ingestelde situatie in de wereld iets korts, minder wereldbeschouwlijks aan te pakken. Ik moest maar een proza-ontwerp maken en toepasselijke dingen lezen. - Ik bestelde de Idyllen en Lieder alsmede Luise van Voss, maakte tegenover K. terloops gewag van het plan van een kort dichtwerk, waaraan zij plezier zou beleven. [...]


Thomas Mann (1875-1955) was een Duitse schrijver. Hij hield zijn leven lang een dagboek bij. Gedeeltes daaruit zijn in het Nederlands vertaald in Dagboeken 1918-1939.

woensdag 24 oktober 2012

Barend Rijdes -- 25 oktober 1971

25 october 1971
Mulisch viel mij (ons) in zijn gesprek met zijn jongere lezers (op de tv) erg mee! Er was wat van de dwaze kak afgegaan, ik kan mij voorstellen dat er mensen, als zij hem zó meemaken, invliegen. Want ik kan geen ogenblik de gedachte kwijtraken dat hij ook in deze sympathieke rol de boel belazert. Lubberhuizen was er ook, zijn uitgever, en ook deze man (die op mijn broer lijkt, en mijn broer werd onlangs gekenschetst als berekenend) ligt mij niet. Geen allure en geen eigen persoonlijkheid; wat nog sterker geldt voor de langharige, zeer onguur uitziende jongeman die als Bert Bakker zijn oom is opgevolgd bij Daamen (gezien in de uitzending met Bert Schierbeek?). Leider van deze soort gesprekken, die na de uitzending in een litterair café worden voortgezet, is Rudolf Geel - een wat stereotype figuur, aan de rand van dé letterkunde dunkt me, die met zijn onbeduidendheid niet helemaal goed raad weet en voor critiek, houding kiezen tegenover hem, niet in aanmerking komt.


Barend Rijdes (1910-1975) was een Nederlandse schrijver. Na zijn dood zijn zijn Literaire dagboeken in drie deeltjes gepubliceerd.

dinsdag 23 oktober 2012

Jan Nagel -- 24 oktober 2001

Woensdag 24 oktober
Gisteren hield ik een druk bezochte persconferentie in Nieuwspoort en overhandigde het eerste exemplaar van mijn boek Boven het maaiveld aan Pim Fortuyn. De beoogde lijsttrekker van Leefbaar Nederland heeft nog wat te leren op het gebied van publiciteit. Hij had een prachtig podium om op een aantal punten de vragen en twijfels over zijn persoon weg te nemen en te scoren met een mooi nieuwsitem. Nu pakken een aantal dagbladen een citaat over de vroegere Roemeense dictator Ceauscescu fors op. Campagneleider Kay van de Linde krijgt het na zijn schitterende Amerikaanse loopbaan niet gemakkelijk. Ik heb hem minstens vijftig slapeloze nachten voorspeld. Maar ik vind ook dat we daar niet bang voor moeten zijn. Fortuyn zou wel eens de grote verrassing van de komende Kamerverkiezingen kunnen worden.
's Ochtends vroeg ga ik al naar een persconferentie in het Amsterdamse Filmmuseum. Er komt een gigantisch wereldwijd internettoernooi schaken, waaraan minstens 100.000 deelnemers zullen meedoen. Via een knock-outsysteem zullen de 32 sterksten overblijven en volgend jaar april naar Nederland uitgenodigd worden. Daar zullen ze tegen de echte 32 sterkste schakers ter wereld verder spelen. Als wethouder sport en mediazaken zou ik dit evenement graag naar Hilversum willen halen, maar welke kans heb je bij zo'n miljoenenproject?
Ik ben net op tijd in Hilversum terug om op Radio 1 bij Sjors Fröhlich te kunnen reageren op de uitslag van zijn rubriek stand.nl. De stelling waarop honderden luisteraars reageren luidt: Pim Fortuyn is niet geschikt als lijsttrekker. De verrassende uitslag: 39 procent is het met de stelling eens, liefst 61 procent vindt professor Pim wel degelijk geschikt.
Met meer dan normale interesse pak ik NRC Handelsblad. Op de persconferentie heb ik Frits Abrahams ontmoet. Hoe vaak ik ook beweer dat ik de Tweede Kamer niet in wil, hij bleef dat tegen beter weten in maar steeds schrijven. Je kans vandaag om het te rectificeren, heb ik Abrahams toegevoegd.
Ik ken hem al jaren en bewonder hem als Neerlands beste anticolumnist. Nooit een gave of rake zin, wel zure clichés en met een prehistorische bijl de rekening opmakend. Hoe houd je dat jaar in jaar uit vol?
Op de persconferentie heb ik Frits Flintstone uitgelegd dat ik geen politiek boek heb willen schrijven en evenmin mijn autobiografie. Wel een boek met verhalen en anekdotes, relativerend en met hopelijk genoeg humor. Maar ook dit keer is zijn stukje weer een reclamespot voor azijn geworden.
In Hilversum ga ik met zoon Iwan eten en wat borrelen. Vroeger deden we dat minstens een keer in de week, maar het schiet er door de Leefbaarpolitiek te vaak bij in. We praten lang over zijn toekomstplannen. Ook bekijkt hij de diverse artikelen. Bij negatieve publiciteit geeft hij mij een redelijk harde schouderklop: Goed dat je jezelf blijft. Ik bestel dan nog maar een rondje.


Jan Nagel (1939) is een Nederlandse politicus. In 2001 hield hij voor NRC Handelsblad een Hollands Dagboek bij.

Anonieme operaliefhebber -- 23 oktober 1933

23.10.1933 Madame Butterfly
Dieses Mal hat es Hr. Alwin nicht so eilig. Fr. Gerhart (Chochosan) ist sehr herzig und auch stimmlich gut. (Bei der Arien hat sie Applaus.) Besonders lieb ist sie im Briefduett. Hr.Hammes (Sharpless) ist steif, die Rolle liegt ihm auch stimmlich nicht. Hr. Zimmermannsehr gut zu dem Ensemble.

23.10.1934 Traviata
Dirigent: Hr. Reichenberger. Fr. Gerhart (Violetta) ist viel besser als das letzte Mal; anfangs spielt sie auch ziemlich kokett. Hr. Kullmann (Alfred) weinte beim Singen besonders stark. Wundervoll sang Hr. Domgraf-Faßbänder (George Germont).

23.10.1935 Don Juan
Die Auffüuhrung ist nicht so übel. Fr. Nemeth (Donna Anna) singt am Schluß die Arie sehr schön; manchmal schreit sie zu viel. Fr. Perras (Zerline) ist reizend, singt sehr lieb und schön. Hr. Jerger (Don Juan) ist wunderbar. Hr. Maikl (Octavio) singt wunderschön, er ist unverwüstlich. Hr. Vogl ist ein guter Leporello.


Uit: Operntagebuch einen anonymen Opernfans. Wiener Staatsoper 1933-1936.

maandag 22 oktober 2012

Helena Colijn-Groenenberg -- 22 oktober 1944

22 October 1944
Heden één maand geleden dat Vader [Hendrik Colijn] in 't graf is gelegd. Dat dit en verder alles mij veel te denken geeft, zullem jullie als je verneemt hoe spoedig en onvoorbereid Vader van mij wegging, begrijpen. Het is nog zoo onbegrijpelijk dat Vader weg is voor altijd.
Vroeger ben ik ook veel alleen geweest, maar er was uitzicht hem weer te zien. En bij 't zien was 't leed vergeten. Maar nu? Wij zijn hier ruim 2 1/2 jaar tezamen geweest, leefden alleen voor en met elkander en hoopten samen na een korte tijd naar Holland te kunnen gaan. Vader hoopte dat God hem daar nog een taak te vervullen zou geven. Maar helaas! het heeft niet zoo mogen zijn. Waarom? Dat mogen wij niet vragen. Zijn wil geschiede! Wij moeten in Zijn wil berusten, hoe moeilijk het soms is.
O, die eenzaamheid en al mijn denken aan jullie en familie en vrienden en ons dierbaar Vaderland, waarvan ik niks hoor.


Helena Colijn-Groenenberg (1867-1947) was de vrouw van de Nederlandse politicus Hendrik Colijn. In de oorlogsjaren, tijdens een gedwongen verblijf in Thüringen in Duitsland, hield ze een dagboek bij dat is verschenen als Dagboek van mevrouw Colijn.

zondag 21 oktober 2012

Koningin Victoria -- 21 oktober 1875

Highland Funeral.
Thursday October 21, 1875.
Much grieved at its being a worse day than ever for the funeral of Brown's father, which sad ceremony was to take place to-day. The rain is hopeless — the ninth day! Quite unheard of ! I saw good Brown a moment before breakfast ; he was low and sad, and then going off to Micras. At twenty minutes to twelve drove with Beatrice and Janie Ely to Micras. As we drove up (unfortunately raining much) we met Dr. Robertson, and all along near the house were numbers of people — Brown told me afterwards he thought above a hundred. All my keepers, Mitchell the blacksmith (from Clachanturn), Symon, Grant, Brown's five uncles, Leys, Thomson (postmaster), and the forester, people below Micras and in Aberarder, and my people ; Heale, Lohlein (returned this clay from a week's leave), Cowley Jarrett, Ross and Collins (sergeant footman), Brown and his four brothers, including Donald (who only arrived last night, and went to the Bush, his brother William's farm), took us to the kitchen, where was poor dear old Mrs. Brown sitting near the fire and much upset, but still calm and dignified; Mrs. William Brown was most kind and helpful, and the old sister-in-law and her daughter ; also the Hon. M. West, Mr. Sahl, Drs. Marshall and Profeit, Mr. Begg, and Dr. Robertson, who came in later. The sons, and a few whom Brown sent out of the kitchen, were in the other small room, where was the coffin. A small passage always divides the kitchen and the sitting- room in this old sort of farmhouse, in front of which is the door — the only door. Mr. Campbell, the minister of Crathie, stood in the passage at the door, every one else standing close outside. As soon as he began his prayer, poor dear old Mrs. Brown got up and came and stood near me — able to hear, though, alas ! not to see — and leant on a chair during- the very impressive prayers, which Mr. Campbell gave admirably. When it was over, Brown came and begged her to go and sit down while they took the coffin away, the brothers bearing it. Every one went out and followed, and we also hurried out and just saw them place the coffin in the hearse, and then we moved on to a hillock, whence we saw the sad procession wending its way sadly down. The sons were there, whom I distinguished easily from their being near good Brown, who wore his kilt walking near the hearse. All walked, except our gentlemen, who drove. It fortunately ceased raining just then. I went back to the house, and tried to soothe and comfort dear old Mrs. Brown, and gave her a mourning brooch with a little bit of her husband's hair which had been cut off yester- day, and I shall give a locket to each of the sons.
When the coffin was being taken away, she sobbed bitterly.
We took some whisky and water and cheese, according to the universal Highland custom, and then left, begging the dear old lady to bear up. I told her the parting was but for a time. We drove quickly on, and saw them go into the kirk-yard, and through my glasses I could see them carry the coffin in. I was grieved I could not be in the kirkyard.
Saw my good Brown at a little before two. He said all had gone off well, but he seemed very sad ; he had to go back to Micras to meet all the family at tea. All this was terribly trying for the poor dear old widow, but could not be avoided. Already, yesterday morning, she had several of the wives and neighbours to tea. Every one was very kind and full of sympathy, and Brown was greatly gratified by the respect shown to him and his family to-day.


Koningin Victoria (1819-1901): More leaves from the journal of a life in the Highlands, from 1862 to 1882.

zaterdag 20 oktober 2012

Karl Philipp Moritz -- 20 oktober 1787

Rom 20 oktober.

Vatikan.
Die höchste Pracht und die höchste Armut wohnen hier nebeneinander; das unermeßliche Vatikan und die unge­heure Peterskirche sind mit engen, schmutzigen Straßen und niedrigen Hütten umgeben, deren Bewohner durch Not und Elend in diese verpestete Gegend gebannt sind, wo sie mit jedem Sommer bösartigen Fiebern und Seuchen entgegensehen, wodurch eine große Anzahl von ihnen hin­gerafft wird.
Durch die ungesunde Luft wird auch der Papst sogleich mit dem Anfange des Sommers vom Vatikan vertrieben und bezieht seinen angenehmen Sommerpalast auf dem Quirinalischen Hügel, wo man in Rom die gesundeste Luft einatmet.
Einige Straßen in der Gegend des Vatikans sind so ungesund, daß die armen Bewohner des Nachts nicht in ihren Hütten schlafen dürfen, wenn sie tödliche Krank­heiten vermeiden wollen.
Der junge Maler Kirsch aus Dresden fand hier auch seinen Tod, weil er seiner Jugend und Stärke zuviel zu­traute und es wagte, im Sommer eine Wohnung in dieser Gegend zu beziehen.


Karl Philipp Moritz (1756-1793)was een Duitse schrijver en filosoof. Zijn dagboek van een reis naar Italië is gepubliceerd als Reisen eines Deutschen in Italien in den Jahren 1786 bis 1788.

woensdag 17 oktober 2012

Alec Guinness -- 18 oktober 1995

Vanochtend kregen we een aangename rondleiding van mevrouw Bladget door het Globe Theatre, dat nog steeds in de steigers staat. Er moet nog veel gebeuren, maar het resultaat mag er toch al zijn. Als je nagaat hoeveel de Shakespeare-kenners er over geruzied hebben, is het sowieso een wonder dat het van de grond is gekomen. Het staat op een prachtige plek, zo dicht bij de rivier en met St Paul's Cathedral op de achtergrond. Ik hoop alleen dat de toneelspelers, straks in de brandende zomerzon, niet worden weggebulderd door de luidsprekers van de rondvaartboten: 'En daar zien we Shakespeare's Globe, zijn Houten O, die op 29 juni 1613, tijdens een voorstelling van Henry VIII in vlammen opging.' Tegen de tijd dat die zin is uitgesproken, is de boot alweer onder de brug verdwenen en doemt de volgende op. Met dezelfde tekst. En boven je dreunen de vliegtuigen, op weg naar Heathrow. Ik wens de acteurs veel geluk, maar ik zou niet graag in hun cothurnen staan. De akoestiek wordt het grote probleem. Hoe moet een acteur hier zijn tekst brengen - trippingly on the tongue, zoals Shakespeare voorschrijft?
Ik vraag me af of ze voor A Winter's Tale een echte beer leenden van de naburige berebijt, om Antigonus achterna te zitten tegen het einde van de derde akte: 'Exit, achtervolgd door beer' - de favoriete regieaanwijzing van iedere acteur.
Het theater oogt groter dan ik had gedacht. En wat de deskundigen ook zeggen, de speelvloer lijkt mij een halve meter te hoog. Het is goed als toneelspelers neerkijken op het publiek, maar het lijkt me niet nodig dat de parterre z'n nek verrekt. Een bemoedigend feit waarvan ik tijdens de rondleiding hoorde: het pleisterwerk is vermengd met geitenhaar. In veel van onze goeie ouwe provincietheaters zit paardenhaar onder het verguldsel. En dat - is me ooit verteld - geeft precies de goede resonantie voor de menselijke stem.
Ga midden in de halve cirkel van het theater in Epidaurus staan, zoals ik een jaar of twintig geleden deed, zeg een Shakespearc-tekst op conversatietoon, en je weet dat je stem tot de achterste rijen reikt. Ondanks al onze techniek zijn we niets vergeleken met de oude Grieken. Ik weet niet meer hoeveel zitplaatsen Epidaurus heeft; 12 duizend misschien - in elk geval meer dan het National, Chichester en Barbican bij elkaar.


Alec Guinness (1914-2000) was een Britse acteur. In 95-96 hield hij anderhalf jaar een dagboek bij dat is gepubliceerd onder de titel My name escapes me.

dinsdag 16 oktober 2012

Joan Georg Dröghoorn -- 17 oktober 1791

oct. 17. Maandag ..... de rector Do L. Campstede word heden morgen plegtig verluijd. Mijn vrouw is nevens andere heden avond op 't rouw beklag van wijlen Do Campstede.
oct. 18. Dinsdag men zegt dat de freule van Hersseveld gaat trouwen met haar coetzier.
oct. 20. Donderdag. Heden namiddag word op het kerkhof alhier begraven de Eerw. en Geleerde Heer Lambs Campstede rector van het Gymnasium alhier, een man van grote kunde in de talen en bijzondere talenten. - Zoon Frederik Jan als zijn gewezen discipul volgt het lijk en word benevens de predicanten en magistraat ten sterfhuijze op een glas wijn onthaald.


Joan Georg Dröghoorn (1719-1794) was rentmeester te Ootmarsum. Hij hield vele jaren een dagboek bij, waarvan sommige gedeeltes bewaard zijn gebleven.

maandag 15 oktober 2012

An Rutgers van der Loeff-Basenau -- 16 oktober 1974

Woensdag 16 oktober
in Zeeland a.s. onderwijzers te woord gestaan. Die goedwillende, maar verbaasde gezichten als je beweert dat aan kinderen maar al te dikwijls knollen voor citroenen worden verkocht! En dat zij zelf daaraan druk zullen meedoen als ze zich niet veel beter dan gebruikelijk is op de hoogte stellen van moderne kinderliteratuur.
Oef! In de trein terug waart een griepbacil rond. Misschien ontspring ik de dans nog.
De tamtam van de Kinderboekenweek begint pas over drie dagen. Maar de persconferentie hebben we al gehad, een goedbedoelde maar tamelijk naargeestige gebeurtenis. Terwijl Zuidbeveland zwart aan me voorbijschiet, denk ik er over. De prijs van de kinderboeken vindt men te hoog. Ook de Consumentenbond deed een duit in het zakje. Maar worden schoenen duurder, dan slikt men dat, want kinderen moeten vooral droge voeten houden. En op hun voeding kan ook niet worden bezuinigd. Op hun geestelijk voedsel wel? Is het niet een kwestie van evenwichtig prioriteiten stellen? Bij het nachtelijke, totaal verlaten perron van Goes flitst door me heen: een kookboek samenstellen met erg lekkere, eenvoudige menu's en dan telkens: 'En nu, lieve mensen, heb je zo veel bezuinigd dat je morgen best een fijn boek kan gaan kopen.'
Och kom, ik ben een beetje tollerig. Maar die prijzenstrijd zit me hoog. Alsof een uitgever zou kunnen toveren wanneer hij geconfronteerd wordt met verdubbeling van de papierprijs, met enorm gestegen zet-, druk- en bindkosten. Ik ken er trouwens enkelen die bijna kunnen toveren. Dat zijn de kleine uitgevers die met uiterst krappe marges hardnekkig kwaliteitsboeken op de markt blijven brengen en daarbij amper hun apparaat draaiende kunnen houden. Dank zij grote inspanning lukt het. Overigens geen reden voor het publiek om warm te lopen, hoor, laat staan dankbaar te zijn.


An Rutgers van der Loeff-Basenau (1910-1990) was een Nederlandse kinderboekenschrijfster. In 1974 hield zij op verzoek van NRC Handelsblad een 'Hollands Dagboek' bij.

zondag 14 oktober 2012

Alice Fletcher -- 15 oktober 1881

Rosebud Agency, Oct 15, 1881

The Oglalla and Brule Indians

At Rosebud Agency the Agent is Mr. John Cook.

At Pine Ridge Agency the Agent is Dr. McGillicuddy.

On Saturday called on White Thunder. Lives in a large log house. He is not well, has not been since in Washington. Mr. Tibbles said inflammation of the left lung and malaria. He prescribes quinine.

An old Indian sat there and when we came in, said, "How you do?" and extended his hand. Quite polite to give his sole English.

White Thunder was on the bed. He was not very cordial toward me, I thought. We all sat on chairs. He brought out his papers, the Treaty concerning the Ponca Band, the list of articles to be issued at the Rosebud Agency for 1881 and 1882. I copied this in Book II -

Several other Indians there, two young men and an old man. Swift Bear came in and stayed.

While we sat there, White Thunder’s wife began to cook. She made bread and baked it, wretched stuff, heavy and poor. Coffee and some sort of stripped and dried meat boiled with pork. A cloth was put on the floor between White Thunder’s bed and the stove and the meal served on china plates and cups and saucers. At the back of the chief’s bed was a bed spread on the floor, back of this was stored the various packs all covered with beads, I think four or five of them. There were trunks and valises and bags.

A pair of paddles lay on a few nails like brackets. Don’t know what they are. A doll, French, was dressed with a necklace, whereon 10 cent pieces were strung. She was put in one of the baby hoods. This is a long bag open at one side. The back is a plain strip the sides joined to it, at the top a little ornamental flap. Sometimes the end is trimmed with little brass sleigh bells - these about the baby’s face. The baby is laid in there and carried in the mother’s arms. The doll belonged to her daughter, a girl of ten or twelve. She had her hair in braids with beads at the end a tassel of brass beads.

The girl wore a blanket most of the time. The mother wore the usual dress, calico, red. She was painted, bright red cheeks, her hair part being red. A young comely girl came in, brought in meat and looked bright and pleasing. This was the wife’s younger sister, had been at Carlisle school. She is about eighteen years old.

I understand that White Thunder wants to marry this girl as his second wife. She declines. It is rather startling and unpleasant to contemplate this woman’s future. I hope she will hold out.

After the meal, White Thunder began his speech. It seemed to me that the speech lacked in cordiality. He wanted to know what we were here for, why Mr. T. &c. Mr. T. said he heard they had been to Washington and signed a paper and that he feared there would be trouble, and he had come to see about it, &c.

He constantly said there were women by the sea who had the interest of the Indians at heart and one had come here, this woman, my friend.

White Thunder made no acknowledgement. Mr. T. made long speech, all he had done, &c. &c. After all had talked, Swift Bear made a most courteous speech. I ventured to speak and plainly set forth their need. I said that I wanted to say something because I had their good at heart. I had heard that this summer many of the children were coming home from the eastern schools. These children can all speak English and understand figures. Now what I propose may seem very strange and hard and it will be difficult, it is, that the chiefs and the leading men, will spend a part of every day with some of the children and learn the meaning and use of figures and master as much English as possible. If they can learn but little, that little will help them to protect themselves against the white men who wish to cheat them,

Swift Bear received this with interest. White Thunder did not say a word. This visit was rather uninteresting. I felt the influence of the man to be less single and noble, in some ways.

Susette received a pair of saddle bags, a little match bag and a knife sheath. The women wanted to make her moccasins. S. gave a silk handkerchief and the owl pin to the daughter.

At the dinner, there were present Buffalo-chip and wife, Wajapa, Asanpi, who went with us, Mr. & Mrs. T., Swift Bear, the old man who welcomed us and was the Father of the wife, the old man with a handkerchief tied about his head knotted in front, and a young man. The Indians ate with their fingers, tearing the meat with their hands and teeth.

The walk there was as usual, over the hills, and down gullies and across creeks and round ledges avoiding the many creeks.

Wife kneaded bread on a board on the floor and rolled it with a bottle.

In the afternoon, Asanpi gave a dance, A meeting of the Woman’s club, Ka-ta-lah. Asanpi’s wife, Wa-ste-we, the chief or president. It has five officers. 1 - President.

2 - One who presides at the drum but does no drumming.

3 - & - 4 - Two who carry the rattle.

5 - Mistress of Ceremonies. This person, I think called the others. She was a lively old woman.

All this society is composed of matrons. Few young women. Several had the round blue spot tattooed on the forehead.

The account of this society in Book II.

The dancing was a sort of jump rising on the toes. Had difficult steps. Sometimes the dancers moved on with both feet sideways. The Mistress of Ceremonies stirred up the others. She would rise first and dance round touching with her right foot the women who were sitting about the sides of the tent, giving a sort of poke. It seemed as though it was partly humorous. There was much laughing and glee.

The calling of relationship was attended with much laughing and jesting.

The providing was very ample and this caused much fun. The asking for a blessing was quite solemn. The feeding with the spoon was quite grave.

The clatter of pans and eating contrasted strangely. Dresses were given. Those receiving dresses put them on over the dress they had on. One woman had two dresses given. The first she put on the second she put about her neck. There was one song which had quite a little melody, this was sung with words and rather lofty. The drum was not used, only the sticks tapped lightly on the frame. It was rather pleasant. Most of the singing is on one word or tone - a sort of nasal twang - whae - They quaver and turn and drone. The rhythm is peculiar, syncopated and jarring - the intervals are not our own. The singing is flat to our ears but as every time they sing they take the same tones, I am inclined to think it is a fixed scale.

In one dance the time will often change from fast to slow or slow to fast.

At the close of one movement the women shout the wa-wa-wa, which we supposed to be the Indian man’s cry.

The drum was at the left as you enter, not far from the place where the wife sits. Four sticks are driven in the ground and from these the drum is hung. They had faces at the end and were decked with ribbons and brass ornaments. I think the drum is at the right hand as you enter with male dances.

While the dance was in progress, the women gathered outside suddenly fell back, and the women in the tent were suddenly quiet, then I heard a queer shouting that grew nearer and nearer and in a moment a man with his hair out short and naked, all but his shirt, appeared at the opening of the tent wailing and crying. In an instant every woman in the tent was howling, her head covered with the shawl. This wailing man passed round laying his hand on every ones head, as he was fully in. A woman rose and threw a blanket over him. He had this on his shoulder hanging loosely when he passed me and laid his hand on my head. The cause of his grief was the sudden death of his mother from rapid inflammation of the bowels only a few hours. She was a member of the Club - had had the drum position recently. The blanket was given in her honor. I attended her funeral and it was placed over the coffin before the earth was thrown on. The women cried tears. The Mistress of Ceremonies must have been a near relative for she went at once, so did the head singer at the drum.

It was very weird and strange. It was in the late afternoon, the fire not yet lighted. A girl some fourteen or fifteen was at the dance. She had a tunic covered with shell ornaments. She rose and danced whenever the woman with the rattle danced. It may be, I was told by Mr. Shaw, whose wife was at one time, President, that her mother gave a horse to have her daughter admitted. The women wore leather belts studded with brass beads. These were buckled not round the waist but low as if to support the abdomen in dancing. They wore the little match bags at their belt, left side toward the back.

A part of the navel string of the child preserved, put in among sweet scented grasses - a little case made for it – the shape of a turtle, a little head and slender neck, a tail and four legs of long bead and small one at the ends. The body about 3 or 3 1/2 inches long. The case is worked with beads. This kept as long as the child will be well and pampered. The child wears it on state occasions on its back or breast.

Buffalo-chip said, if one is asked to take it off and did so the child was given a horse! Poncas do this as well as the Sioux.

The method of smoking is to take a loud, sipping breath and then emit two or three puffs of smoke. It sounds as though they were drinking hot soup.


Alice Cunningham Fletcher (1838-1923) was een Amerikaanse etnologe. In 1881 verbleef ze enige tijd tussen de Sioux, en hield toen een velddagboek bij.

zaterdag 13 oktober 2012

William Soutar -- 14 oktober 1943

Donderdag 14 oktober
Een of twee puntjes die genoteerd moeten worden.
Tijdens perioden dat ik me slaperig voel geeft het me nu een zekere voldoening om af en toe met diepe stem een zin uit te spreken. Vaak hebben die nergens iets mee te maken, maar even vaak vinden zij hun oorsprong in de beelden die aan mijn bijna slapend geestesoog voorbij¬trekken. Er gebeurt iets en ik stel er een vraag over alsof mijn ouders mijn gedachten kunnen lezen. Als ik vrij diep ben weggezakt, denk ik me in dat er iemand in de kamer is en wanneer ik geen antwoord krijg op mijn vraag ben ik altijd verbaasd dat niemand mij heeft gehoord. Vaak open ik dan mijn ogen en merk dat ik half heb geslapen. Maar vanmorgen, net nadat mijn bed was opgemaakt, en ter¬wijl moeder stof afnam, dutte ik plotseling in, en hoorde Jean Soutar levendig verslag doen van een ongeluk dat twee soldaten was overkomen voor Frans cottage. Toen Jean klaar was vroeg ik mam of ze gehoord had hoe het met de soldaten ging. Zij was volkomen verbijsterd en ik moest de zaak uitleggen. Gisterennacht moet ik heel wat afgepraat hebben, want mijn ouders zeiden dat ze rond tien voor twee uit mijn kamer geluiden hoorden.


[William Soutar stierf op vrijdag 15 oktober 1943 tussen 2 en 4 uur ’s nachts]

vertaling: Harry Oltheten


Bij de Schotse dichter William Soutar (1898-1943) werd op jonge leeftijd de ziekte van Bechterew geconstateerd. De laatste veertien jaar van zijn leven was hij aan zijn bed gekluisterd. In die periode hield hij een dagboek bij, waaruit gedeelten zijn gepubliceerd onder de titel Diaries of a dying man (Nederlandse vertaling: Dagboek van een stervende).

Herman Melville -- 13 oktober 1849

[Fragment, volledige origineel hieronder]. Vanochtend vroeg opgestaan, mijn patrijspoort geopend & naar het oosten gekeken. De zon kwam net op, de horizon kleurde rood; een vertrouwd uitzicht, dat me aan vroeger deed denken. Voor het ontbijt naar de top van de mast geklommen, bij wijze van gymnastiek. Om een uur of tien wakkerde de wind aan, het begon te regenen & het dek bood een trieste aanblik. Tegen etenstijd stormde het & de meeste passagiers verdwenen zeeziek naar hun hutten. Na het eten hield het op met regenen, maar er stond nog steeds een harde wind & we kwamen moeizaam vooruit, met dicht gereefde topzeilen - het grootzeil opgedoekt.
Ik wandelde over het dek toen ik een van de tussendekspassagiers over de reling zag kijken; ik volgde zijn blik & en zag een man in het water liggen, met zijn hoofd hoog boven de golven uit, - op zo'n twaalf voet van het schip, precies ter hoogte van de loopplank. Heel even dacht ik dat ik droomde; want niemand anders scheen te zien wat ik zag. Meteen daarop schreeuwde ik: 'Man overboord!' & spoedde me naar het achterdek De kapitein kwam toegesneld, helemaal confuus. Ik maakte de talie van de achterste reddingboot los en wierp hem naar de man, die nu vlakbij het schip dreef. Hij kreeg hem niet te pakken & ik klom over de reling, tot een voet of twee boven de zee, & wierp de lijn opnieuw in zijn richting. Nu kreeg hij hem wel te pakken. Intussen dromden er behoorlijk wat toeschouwers - matrozen & anderen - bij de verschansing, maar niemand leek eropuit om hem te redden. Integendeel, ze waarschuwden mij dat ik niet overboord moest vallen.
Nadat hij de lijn ongeveer een kwart minuut had vastgehouden, liet hij hem los & hij dreef weg naar de achtersteven, onder de rust van de bezaan. Vier of vijf matrozen sprongen naar beneden, op de rustijzers, en wierpen hem nog meer lijnen toe. Maar zijn gedrag was onverklaarbaar; hij had zichzelf kunnen redden, als hij had gewild. De uitdrukking op zijn gezicht in het water trof me. Het stond vrolijk. Ten slotte verdween hij onder de scheepsromp & iedereen riep: 'Hij is weg!' We renden naar het achterdek en zagen hem nog één keer, terwijl hij wegdreef - een paar luchtbellen & dat was het. Geen sloep werd neergelaten, geen zeil werd gereefd, haast niemand die een woord sprak. De man zonk als een baksteen. Later hoorden we dat hij gestoord was & overboord was gesprongen.


Herman Melville (1819-1891) was een Amerikaanse schrijver, auteur van Moby Dick. Hij hield journalen bij van zijn zeereizen.


Last evening was very pleasant. Walked the deck with the German, Mr Adler till a late hour, talking of "Fixed Fate, Free-will, foreknowledge absolute" &c. His philosophy is Colredegian: he accepts the Scriptures as divine, & yet leaves himself free to inquire into Nature. He does not take it, that the Bible is absolutely infallible, & that anything opposed to it in Science must be wrong. He beleives that there are things out of God and independant of him, --things that would have existed were there no God:--such as that two & two make four; for it is not that God so decrees mathematically, but that in the very nature of things, the fact is thus. --Rose early this morning, opened my bull's eye window, & looked out to the East. The sun was just rising, the horizon was red;--a familiar sight to me, reminding me of old times. Before breakfast went up to the mast-head, by way of gymnastics. About 10 o'clock A. M. the wind rose, the rain fell, & the deck looked dismally enough. By dinner time, it blew half a gale, & the passengers mostly retired to their rooms, sea sick. After dinner, the rain ceased, but it still blew stiffly, & we were slowly forging along under close-reefed topsails--mainsail furled. I was walking the deck, when I perceived one of the steerage passengers looking over the side; I looked too, & saw a man in the water, his head completely lifted above the waves, --about twelve feet from the ship, right abreast the gangway. For an instant, I thought I was dreaming; for no one else seemed to see what I did. Next moment, I shouted "Man overboard!" & turned to go aft. The Captain ran forward, greatly confused. I dropped overboard the tackle-fall of the quarter-boat, & swung it towards the man, who was now drifting close to the ship. He did not get hold of it, & I got over the side, within a foot or two of the sea, & again swung the rope towards him. He now got hold of it. By this time, a crowd of people --sailors & others--were clustering about the bulwarks; but none seemed very anxious to save him. They warned me however, not to fall overboard. After holding on to the rope, about a quarter of a minute the man let go of it, & drifted astern under the mizzen chains. Four or five of the seamen jumped over into the chains & swung him more ropes. But his conduct was unaccountable; he could have saved himself, had he been so minded. I was struck by the expression of his face in the water. It was merry. At last he drifted off under the ship's counter, & all hands cried "He's gone!" Running to the taffrail, we saw him again, floating off--saw a few bubbles, & never saw him again. No boat was lowered, no sail was shortened, hardly any noise was made. The man drowned like a bullock. It afterwards turned out, that he was crazy, & had jumped overboard. He had declared he would do so several times; & just before he did jump, he had tried to get possession of his child, in order to jump into the sea, with the child in his arms. His wife was miserably sick in her berth. The Captain said that this was the fourth or fifth instance he had known of people jumping overboard. He told a story of a man who did so, with his wife on deck at the time. As they were trying to save him, the wife said it was no use; & when he was drowned, she said "there were plenty more men to be had." Amiable creature!--By night, it blew a terrific gale, & we hove to. Miserable time! nearly every one sick, & the ship rolling, & pitching in an amazing manner. About midnight, I rose & went on deck. It was blowing horribly--pitch dark, & raining. The Captain was in the cuddy, & directed my attention "to those fellows" as he called them,--meaning several "Corposant balls" on the yard arms & mast heads. They were the first I had ever seen, & resembled large, dim stars in the sky.

donderdag 11 oktober 2012

Willy Heidemann -- 12 oktober 1944

Donnerstag, 12. Oktober:
Wieder liegt eine schreckliche Nacht hinter mir, nicht geschlafen, im Zelt eng zusammengedrückt worden, einige Stunden sitzend auf kaltem Lehm verbracht. Verpflegung sehr mäßig. Nicht waschen können, die Kleider seit Küstrin nicht vom Körper, kein Schlaf, Sachen zerrissen und dreckig, innerlich fertig, krank, von Rheuma befallen, so sitze ich als Gefangener im Lager 1 in Dieppe und frage mich warum? War das mein freiwilliger Einsatz? Haben wir Kriegsgefangenen was verbrochen, dass wir so bestraft werden? Ich kann vor Schmerzen nicht laufen und ziehe eben meine Schuhe aus, vielleicht wird es etwas besser. Ob es heute weiter geht weiß ich nicht. Ich bin nicht etwa verzweifelt, nein, dazu ist meine Hoffnung und mein Glaube an den deutschen Sieg viel zu fest, hängt doch alles nur hiervon ab.


Willy Hildemann (1901-1977). Kriegsgefangenschafts-Tagebuch.

woensdag 10 oktober 2012

Marjan Berk -- 11 oktober 1983

Dinsdag
Nagedacht. Nagedacht over nieuwe boek De Feminist. Bovendien nagedacht over de lezing, die vanavond in Veendam (VEENDAM!) gehouden moet worden in Literair Café. Vooral nagedacht hoe ik daar moet komen. En hoe kom ik weer terug! Want morgen begint de televisieopname van de musical. Dus slapen in hotel uitgesloten.
vGoeie inval. Zoon met rijbewijs voor aardig bedragje omgekocht om ouwe kreupele, gebochelde, ziekige en zielige moeder met mitella en Camp-nekcorset te vervoeren. Zoon trapte erin, wegens nijpend geldgebrek. Om vijf uur vertrokken, door Dopy-Jopie-medicijnen in beste stemming, vooral valium is nog steeds een hele goeie, zolang je maar niet hoeft te rijden! Lekkere band¬jes gedraaid van laatste plaat van zingende slagwerker Phil Collins. Luid meegebruld.
Halverwege de Veluwe ontdekt, dat pa thuis het sleuteltje van de benzinedop heeft zodat het nu al dubieus is of we heen en terug halen op één tank benzine. Slappe lach gekregen bij gedachte, dat ik sleuteltje van mijn auto, die wegens gebreken thuis voor de deur staat, in mijn tas heb zodat pa zich na opruiend telefoontje met autoped en kannetje benzine in het holst van de nacht op de Veluwe zal opstellen om ons bij te vullen! Ontvangst in Veendam schattig! Lekker gegeten in restaurant bij schouwburg Veenlust, lezing geanimeerd, mensen vroegen na afloop de leukste dingen. Zenuwachtig terugreis aanvaard, en verdomd, hortend en stotend op laatste druppel benzine voor de deur aangekomen.


Marjan Berk (1932) is een Nederlandse actrice en schrijfster. In 1983 hield ze voor NRC Handelsblad een 'Hollands Dagboek' bij.

dinsdag 9 oktober 2012

Martha Ballard -- 10 oktober 1798

Clear and very Pleast. Watson workt on the road with the OXen. Eunice washt. I Did the house work, Cleand the Store Chamber and knitt Some. A mr Smith of Faett Steeps here. am informd that Doct Amasa Dingley is dead.


Martha Moore Ballard (1734/1735-1812) was een Amerikaanse vroedvrouw. Ze hield gedurende 27 jaar een dagboek bij.

Magdalena van Schinne -- 9 oktober 1787

Veertien dagen na de pompeuze comedie waar ik over heb gesproken, is de Prins (Willem V, red.) in triomf teruggekeerd naar Den Haag, waar hij twee jaar eerder uit was verbannen. Men heeft zich gehaast hem alles terug te geven, wat men hem had betwist en nog meer. Hij is gedragen door het volk, dat zijn paarden had uitgespannen bij het hek van het Bos. Dat schouwspel, de toejuichingen van een ontelbare menigte, die zich op en om zijn rijtuig wierp om hem te omhelzen of in ieder geval een stukje van zijn kleren aan te raken, de ontroering van het volk dat naar hem keek en hem met grote kreten zijn bevrijder noemde, dat zei dat het bevrijd was van de ketenen, waar het zolang onder gebukt was gegaan, vertederde alle toeschouwers, de meest ongevoelige konden hun tranen niet inhouden.
De volgende dag was de vreugde of liever gezegd de uitzinnigheid, algemeen. Het is niet mogelijk er een beschrijving van te geven, je zou gezegd hebben dat het een troep gestoorden was die was ontsnapt uit het gekkenhuis. De vrouwen leken echte bacchanten, het oranje werd overal gedragen, iedereen was ermee getooid, 's Avonds was het nog veel erger, de ruiten werden kapot gegooid op de muziek van tamboer en fluit, verschillende huizen werden helemaal geplunderd, vier of vijf huizen bij ons in de buurt werden ook niet gespaard. Het waren geen kreten van vreugde meer, het waren kreten van bloeddorstigheid, die me ieder moment deden huiveren van, hoewel ik zeker was niets te vrezen te hebben. Het gepeupel had het vrijkorps ontwapend, de sabels schitterden in hun handen en met de geladen geweren werden soms twee of drie schoten gelost midden op straat. De veelheid van mensen die achtervolgd werden zorgde voor afleiding, wat verschillende het leven heeft gered; de volgende dagen waren iets rustiger. De schutterij, die zich voorbeeldig heeft gedragen, en het garnizoen waren dag en nacht onder de wapens. Wij kregen een hele sterke wacht voor de deur, wat me een paar uur rust bezorgde.
Op andere plaatsen zijn de wanordelijkheden nog groter geweest. Bijvoorbeeld in Rijnsburg, waar mijn broer, hoewel men wist dat hij van de goede partij was, meer dan eens de kans liep om vermoord te worden. Hij heeft nog heel wat moeite om de orde te handhaven.
In het algemeen zijn de gemoederen nog lang niet tot rust gebracht, de verschrikkelijke geruchten die men heeft verspreid, verbitteren aan beide kanten, daar komen moorden en wanordelijkheden van allerlei soort uit voort. Utrecht heeft zich bij de eerste sommatie overgegeven, de Rijngraaf met zijn troepen had ze in de steek gelaten, de anderen zijn er vandoor gegaan zoals het uitkwam, en de overwinnaars hoefden maar aan tafel te gaan zitten, die ze gedekt en opgediend hebben gevonden. Ik weet niet of ik het indertijd gehad heb over een brief van de Rijngraaf, weliswaar niet als de zijne erkend, maar waarin men zijn stijl herkende en die een plan bevatte dat te goed was overdacht om niet van hem te zijn. Daarin bood hij zich bescheiden aan om de funktie uit te oefenen van luitenant kapitein generaal in afwachting van een geschikter persoon. Van de 10.000 gulden die men hem per maand bood, accepteerde hij er maar 4000, de rest moest verdeeld worden tussen de vrijkorpsen, generaal Van Rijssel als generaal van de infanterie en ridder de Ternan als generaal van de cavalerie, en de bedenker van dit mooie plan heeft moeten vluchten, vermomd als vrouw en is, naar men zegt, overgestoken naar Engeland. Het is een vreselijke val, na zo mooie, hoopvolle uitzichten.
De verveling overviel me zo de laatste keer dat ik u schreef, dat de pen uit mijn handen viel. Het was dan ook heel slecht bedacht van mijn kant om te beginnen met een ordelijk en uitgebreid verhaal, ik die zo weinig orde en systeem in mijn hoofd heb. Dat heeft me ongeluk gebracht, want sindsdien, ondanks dat ik twintig keer het besluit heb genomen u de veelheid aan interessante gebeurtenissen die zich voordoen, te schrijven, heb ik daar niet in kunnen slagen. Vandaag moet ik u de complimenten voor het nieuwe jaar aanbieden en u zult me wel alle details over de afgelopen tijd willen kwijtschelden.Ik ben vanmorgen opgestaan met een droevig gevoel, waarvan ik de oorzaak niet ken, en dat niet redelijk is, immers het eind van het vorig jaar is heel wat gelukkiger geweest dan wc hadden kunnen hopen, ik ben de hemel heel wat dank verschuldigd.
Ik weet niet wat de toekomst zal brengen. Onze horizon is nooit helemaal helder, de zon komt wel eens door, een gunstige wind verjaagt de sombere wolken weleens die zich boven ons hoofd opstapelen, maar hij verspreidt ze alleen maar, ze dreigen altijd zich weer opnieuw te verzamelen, om op ons hoofd terecht te komen.


Magdalena van Schinne (1762-1840) stamde uit een adelijk geslacht, maar was ietwat aan lager wal geraakt. Van 1786-1795 hield zij een dagboek bij

zondag 7 oktober 2012

Ernesto Che Guevara -- 7 oktober 1967

October 7 - Today marks eleven months since our guerrilla inauguration. The day went by without complications, bucolically, until 12.30 p.m., when an old woman, tending her goats, entered the canyon where we were camped and had to be taken prisoner. The woman did not volunteered any reliable information about the soldiers, saying simply that she knew nothing, and that it had been quite a while since she had last been there ...


Ernesto Guevara (1928-1967) hield tijdens de laatste elf maanden van zijn leven een dagboek bij. Het is gepubliceerd als Boliviaans dagboek. De laatste aantekeningen daarin zijn van 7 oktober. Op 8 oktober werden hij en zijn mannen in een hinderlaag overvallen.

Orville Wright -- 6 oktober 1902

October 6
Will took order for groceries and sundry articles, also order for the delivery of the Lamson machine to Capt. Midgett, to Kitty Hawk after breakfast. He returned at ten o’clock with a large mess of bluefish and spots which the men at the Kitty Hawk life saving station had given him. We completed the change in the vertic. Tail, which we have reduced to one surface of 6 ft. area, and which is now operated in conjunction with the wing tips, turning toward the wing with the smaller angle of incidence so as to give it more resistance, and thus allow the wing with the larger angle, to rise more quickly. Mr. Herring put in the day setting the multiple-wing machine together, and in the evening took it to the large hill to attempt a few glides to ascertain its center of pressure. On the second glide down a hill with an inclination of about 12 ½º with an estimated velocity of 16 or 18 miles over the ground and a wind of five meters per second, after leaving the ground he alighted about 20 feet distant on then right wing and broke the main cross-span to the lower surface. We took the machine to camp where the wing was repaired temporarily in a few minutes. We erected the fifth cot “upstairs” and arranged camp so that the machine could be more easily stored. Mr. Herring makes predictions as to the relative lifts of the two machines, both with and without operator. With operator, Wright 18 miles, Chanute mult. wing 24 miles. Wright machine alone 10 miles, Chanute 7 miles.

The multiple wing machine contains 150 feet of surface beside the horizontal & vertical tails. The smart little mouse was found dead under trunk.


Orville Wright (1871-1948) was een Amerikaanse luchtvaartpionier. Gedeelten uit zijn dagboek zijn te vinden bij Wikisource.

vrijdag 5 oktober 2012

Hermann Bahr -- 5 oktober 1907

5. 10.07
Elf Uhr abends.
In der Früh hab ich Dir heut einen ganz dummen Brief geschrieben, es nutzt nichts: ich verlier vor Angst und Sorge um Dich und allerhand tückischen Gedanken gleich völlig den Kopf, wenn einmal einen halben Tag Dein Brief sich verspätet. Lach mich nur aus. Dafür war Nachmittag die Freude grenzenlos, als ich, aus dem Theater heimkomme, das liebe Briefl auf dem Tische sah. Und wie lieb wars! Weißt Du, Liebes, daß Du, so nebenbei und ohne es zu ahnen, eine der wunderbarsten Briefschreiberinnen bist, dies gibt? So lieb ist jeder Satz und aus allem fühlt man Dich so stark, daß man förmlich Deine geliebte Stimme klingen zu hören glaubt. Du bist halt so was menschlich großes, künstlerisch Feines, daß ich mir oft vor Dir ganz albern und gemein vorkomme. Es macht aber nichts, denn Du hast mich ja lieb und was Du mit Deiner starken Hand berührst, verwandelt sich und wird Dir ein bischen gleich und so muß ich heute doch schon was Wunderschönes geworden sein, nicht?

Auf wen Du wol eifersüchtig bist? Hab hin und her geraten, kanns nicht finden. Ist ja auch blutig blöd. Ich habe Dich so tief im Blute sitzen, daß Du mich ganz beherrscht. Vielleicht spielen mir meine Sinne einmal einen Streich und ich nehme mir einmal ein fremdes Stück Fleisch - es ware schauerlich für mich, weil der Ekel nachher scheußlich ware. Dir aber könnte es eigentlich gleichgiltig sein. Denn Dir gehore ich, durch Dich lebe ich allein, durch die von Dir mir zuströmende Kraft und Glut. Dreh den Hahn ab und ich bin verlöscht.
Manchmal kommts mir vor, als könnte sein, daß Du auf meine Frau eifersüchtig bist. In einem ganz anderen Sinn freilich. Wie junge Frauen oft auf die Freunde eifersüchtig sind, die ihre Männer vor der Ehe haben. Bist Du wirklich so kindisch? Liebes, ich leg mich ins Bett und ganz dicht an mir liegst Du und ich denk die schönsten Sachen, ich hab Dich ja so lieb!


Hermann Bahr (1863-1934)was een Oostenrijkse schrijver en criticus.

woensdag 3 oktober 2012

Cornelis Rijnsdorp -- 4 oktober 1940

4 oktober 1940
Over opvoeding. Als men gestorven en dus geheel weerloos is, is onze invloed als opvoeder het grootst. Ook in de natuurlijke verhoudingen schijnt Paulus' woord: ‘Als ik zwak ben, dan ben ik machtig’ (2 Corinthiërs 12 : 10b) te gelden. Misschien verklaart dit ook wel het in vele gevallen ‘pas beroemd kunnen worden na zijn dood’, de noodzakelijkheid dat de mens moet sterven, wil zijn naam leven.
Na het begrijpen treedt onmiddellijk de verveling in.
De wereld, het leven, de tijd is een wild paard; het verstand is een man, die begonnen is het paard aan de toom mee te voeren (jeugd), maar allengs moeite heeft bij te blijven en op den duur wordt meegesleurd. Het denken over het leven is een poging de ademhaling te regelen om het paard zo goed en zo kwaad mogelijk bij te houden. Wie niet denkt raakt buiten adem, verliest de contrôle over zijn bewegingen en wordt onder de voet gelopen. Het denken van de jeugdige lijkt fris en moedig door zijn ... onnadenkendheid; dat van de volwassene en oudere draagt een geheel ander karakter: het is achtereenvolgens voorzichtig, defensief, ingespannen, angstig, vertwijfeld. Het einde is de val.
De opeenvolgende wijsgerige stelsels zou men het hijgend in- en uitademen van de door de tijd meegesleurde mens kunnen noemen.


Cornelis Rijnsdorp (1894-1982) was een Nederlands schrijver en recensent. Van 1940 t/m 1950 hield hij een 'literair dagboek' bij.

dinsdag 2 oktober 2012

Samuel A. Agnew -- 3 oktober 1863

October 3, 1863. Quiet and dull day.
This has been another pretty day: clear and pleasant. This evening I noticed a few dry small clouds floating about, the most marked feature of the day has been its dulness. I have not noticed anyone passing the road today and consequently have no news. Every thing is quiet and still and dull. I have done nothing but loll about and scribble. Studied a little on Romans. As I have not written a sermon this week, today was too late to begin the work.--I must try to write a sermon every week hereafter.
Saw a "Clarion" of the 23d which was left here yesterday by Mr. Lewis envelloped for Mr. Bullock. From it I infer the battle was fought on the 19 and 20th, on Peavine Creek, 11 or 12 miles West of Ringgold. Gen. Preston Smith of Tenn. was killed, also Gen. Helm, [Gen.] Wofford and another whose name I do not remember. Several Generals were wounded. Did not from this paper get a very satisfactory account of the battle: the accounts being too meager.
It is unusual for me not to hear some rumors and reports every day but today I have none. After we lay down, between 10 and 11 o'clock a party of serenaders came and standing on the portico played on the accordian. It was very pretty. We do not know who our entertainers were. They were three in number, only one performed.


Samuel Andrew Agnew (1833-1902) was een Amerikaanse dominee, die vrijwel zijn gehele leven een dagboek bijhield.

maandag 1 oktober 2012

Bart Vos -- 2 oktober 1982

Zaterdag, 2 oktober 1982. 22.30 uur. Kamp 3

Gedonder. Tijdens het ontbijt vertelt Johan me dat hij eenmaal hoog op de berg met Ronald alsnog het oorspronkelijke plannetje wil uitvoeren.
‘Bart, het is toch alleen maar in ieders voordeel als wij tweeën de top halen en de expeditie slaagt.’
‘Maar we hebben in het basiskamp toch wat anders afgesproken.’
‘We benadelen toch niemand en als ons wat overkomt - niemand hoeft mij te redden.’
Ronald zit ernaast en zegt niets. Ik slik en als ik Johan vraag dit aan Xander te vertellen, haalt hij alleen zijn schouders op.
Later, als ik met Gerard J buiten zit te kijken naar Mathieu en de dragers die stroef naar Noord-Col stijgen, vertel ik hem van Johans plan. Gerard kent hem immers het best en als Johan meent wat hij zegt en ik mijn mond houd, kan alleen aanhoudende storm ellende voorkomen. Gerard is boos: ‘Vorig jaar heeft hij die expeditie in India ook al verziekt door er alleen vandoor te gaan.’
‘Wat moeten we doen?’
‘Ik praat wel met Johan en als dat niet gaat, dan maar naar Xander.’
Als we na het eten met zijn allen in de grote tent thee drinken, vraagt Gerard aan Xander of hij op de hoogte is van Ronald en Johans plan om er vandoor te gaan. X is met stomheid geslagen en er ontstaat een discussie die zich concentreert op wat ze gisteren na hun afdaling hebben beweerd.
Johan zegt dat ze tijdens hun rustperiode wilden proberen de top te bereiken en dat ze niemand voor de voeten zouden lopen. Als Ronalds mening gevraagd wordt mompelt hij dat het ongeveer klopt, maar dat het zwaar overdreven wordt.
‘Bovendien, Gerard van Sprang weet er toch ook van alles van.’
We worden nijdig. Johan had al gezegd dat Xander op de hoogte was en dat blijkt niet zo te zijn, nu dit. We zijn het zat en Mathieu stelt voor dat Ronald en Johan afdalen. De meesten kunnen zich erin vinden, maar Xander wil eerst nog overleggen met Han en Gerard van S. Het hele gedoe zou hen als topteam het meest benadelen.
Xander pakt de walkietalkie en roept het basiskamp op: ‘De mening van de hier aanwezigen is dat expeditieleden die zich op deze manier gedragen en zich buiten de plannen stellen, beter naar basiskamp kunnen terugkeren. Over.’
Na een lange stilte komt er antwoord: ‘Ik vind dat iemand die zich helemaal naast de expeditie plaatst er beter uit kan stappen,’ zegt Charles. Han wil zich niet uitspreken, omdat hij te veel belangen heeft als topbeklimmer en Gerard van S vraagt zich af of de expeditie zonder Ronald en Johan te zwak wordt. Kortom: ‘We verwachten, Xander, dat jij een beslissing neemt. Over.’
Verlamd zitten we naar elkaar te kijken. Van ons topteam is dus ook al geen grote helderheid gekomen en stemmen over wel of niet eruit gooien wil niemand.
Terwijl de anderen praten, vertroebelen mijn gedachten: stel dat het mooi weer wordt, dan krijgen we vleugels en is iedereen nodig om Han en Gerard te lanceren. Dus ook Ronald en Johan. Oh nee, want dan gaan ze er juist weer vandoor. Maar wat geeft het ook, want wie weet halen ze de top en het zal niet de eerste expeditie zijn die zo slaagt. Dus laat ze maar. Nee, dan hadden ze hun mond moeten houden, want als we ze laten gaan dan zijn zij de topkandidaten en niet die twee beneden en dat kan weer niet. Dan wordt het het Wilde Westen.
De spiralen waarin ik denk worden steeds wijder. Dan hoor ik Ronald zeggen dat het verwijt dat hij geniepig is geweest niet fair is, want hij heeft toch alles met Han en Gerard besproken. Weer rolt hij de bal naar de anderen.
Xander roept het basiskamp op en Gerard antwoordt dat er met hem alleen schertsend over gepraat is. En Han?
‘Met Han is daar niet over gesproken. Over,’ klinkt Hans stem gedragen door de walkietalkie.
Als de discussie verdergaat verwijt ik mezelf de hele zaak aangezwengeld te hebben. Is deze situatie niet veel rampzaliger? Vanmiddag was het zo helder. Ook de oplossing: weg met die twee. Nu klotst alles weer. Boos kruip ik in mijn slaapzak en probeer met lezen mijn hoofd te ordenen.
23.45 uur. Het is helder buiten. En sinds tijden is er geen wind. Voor we uit elkaar gingen zei X dat hij verwacht dat Ronald en Johan hun excuses aanbieden en verder loyaal zullen meewerken en dat alle anderen dit accepteren. Morgen beslissen we over Ronald en Johan.


Bart Vos (1951) is een Nederlandse bergbeklimmer. Zijn Himalaya-dagboek bevat dagboeken van drie beklimmingen in de Himalaya.